Muizenoor tot Kattenstaart
In de natuurtuin komen kinderen in schoolverband kennismaken met algemeen voorkomende inheemse planten: van Muizenoor tot Kattenstaart.
Het zelf ontdekken, met aanvullende informatie, staat hierbij centraal.
Struinen in de tuinen
De Natuurtuin van De Groene Inval is aangelegd ter ondersteuning van het natuuronderwijs. Door de natuur leuk en toegankelijk te maken, wordt het voor kinderen ook vanzelfsprekender om er goed mee om te gaan. Je vindt er bijvoorbeeld de moerasvijver met waterbeestjes en waterplanten, een houtmijt voor kikkers en padden, een stobbenpad, bijen, vlinders en vogels, allerlei kruiden, geurplanten, heemplanten en waardplanten en een insectenmuur. De imker heeft er zijn bijenkorven staan. Kom struinen. Je bent welkom!
"De geurende kruidentuin is een groot succes.
De oudere kinderen kunnen dan ook zelf een kruidenthee maken."
plukken en proeven
Natuurlijk oogsten
In de natuurtuin staat een oude mispelboom, die in het najaar vol vruchten hangt.
Homemade
Mispelcreme! Gemaakt door wildplukker Elsje Bruijnesteijn.
De Reliëftuin
De opvallende hoogteverschillen in dit kleine deel van De Natuurtuin zijn bereikt door het stapelen van boomstronken en oud bestratingsmateriaal, zoals stoeptegels. De ontstane tuin doet daardoor denken aan een overwoekerde ruïne
De gewichtigheid van Inheems groen
De Schoonste Lusthof © 7 september 2021 – ir. J.J. Claushuis
“Van de ruimte die wilde planten in 1900 hadden, is nog maar 6% over.” Dit schrijft Natuurmonumenten anno 2019. Waarom schrijft Natuurmonumenten hierover? Groen is gewoon groen en groen is goed. Toch?
Voor mensen maakt het al aardig wat uit. Van tarwe, appel en walnoot kun je leven. Op een dieet van blauwe regen, doornappel en vingerhoedskruid liggen de menselijke overlevingskansen rond de nul. Iets vergelijkbaars geldt voor vlinders, wilde bijen en andere insecten. Nee, sterker nog. De mens is een omnivoor en kan heel veel verschillende soorten planten én dieren eten om te overleven. Voor de bijna alle insectensoorten ligt dat anders.
Bijvoorbeeld de vlindersoort Atalanta kan alleen maar opgroeien op de brandnetel. Zouden we in Nederland alle brandnetels weghalen, dan zou er volgend jaar geen atalanta meer vliegen. Zouden we in Nederland alle wilde planten verwijderen en overal vlinderstruiken aanplanten – leve de vlinders! – dan sterven circa 99% van de vlindersoorten uit. En dan nog circa 99% van de soorten wilde bijen, kevers en overige insecten.
“Mooi!” en “Opgeruimd staat netjes” hoor ik al zeggen. “Weg met dat ongedierte!” Een begrijpelijke reactie. Zo werkt het alleen niet. Het is juist wenselijk om zoveel mogelijk verschillende soorten torren, spinnen en andere kruipdiertjes te hebben. En in voldoende aantallen. De verschillende soorten insecten houden elkaar namelijk in balans. Voor een goede balans is het essentieel dat er veel verschillende soorten samenleven.
Zo helpt het om langs een akker wilde planten te laten groeien. Tussen de wilde planten leven wilde, solitaire bijen en natuurlijke vijanden van plaagdieren. De wilde, solitaire bijen bestuiven voedselgewassen en dragen zo bij aan voedselopbrengst. De natuurlijke vijanden van plaagdieren verminderen de plaagdruk en dragen zo eveneens bij aan voedselopbrengst. Daarom is het wenselijk om veel verschillende soorten insecten om ons heen te hebben. In voldoende grote aantallen.
Dat kan alleen door wilde – inheemse – planten te laten groeien. Op exotische (uitheemse) plantensoorten als vlinderstruik, rododendron en bijenvoer kan vrijwel geen insectensoort de volgende generatie grootbrengen. Nectar halen lukt vaak nog wel, maar dat is niet genoeg. Kleine insecten worden groot van stuifmeel of de bladeren van de plant zelf. Daarvoor zijn insecten afhankelijk van waardplanten. Planten waarop de volgende generatie kan opgroeien. Waardplanten zijn de inheemse plantensoorten, met wie de insecten hier samenleven, al voor de menselijke geschiedenis.
En dan zijn wij niet de enigen die profiteren van insecten in veel verschillende soorten en grote aantallen. Egels, kikkers en vogels leven van insecten, direct of indirect. Voor deze dieren is het wenselijk om veel verschillende soorten insecten om zich heen te hebben. In aanzienlijke aantallen.
In de media lees ik wel eens dat de natuur het niet nodig heeft dat wij zorgvuldig omgaan met het landschap, de bodem en de begroeiing. Dat is misschien waar als je de natuur reduceert tot abstracte processen van ecologie en evolutie. Maar het klopt niet. Voor de boshommel, de grote ijsvogelvlinder en de zilveren zandbij maakt het wel degelijk uit welke planten wij verwijderen, welke we laten staan en welke wij zaaien.
Boshommel (foto: Ivar Leidus) - Grote IJsvogelvlinder (foto: Goran Dušej) - Zilveren Zandbij (foto: Nicolas Vereecken)
En omdat wilde, inheemse planten het verschil maken voor insecten, maken inheemse planten ook het verschil voor alle baby-egeltjes, kleine kikkervisjes en donzige vogeltjes in hun nest of in de sloot. En uiteindelijk, of misschien al veel eerder, helpen we ook onszelf als wij wilde planten weer de ruimte geven. De omgeving waarin wij leven en onze voedselproductie zijn gebaat bij inheemse planten. Zo gewichtig is inheems groen. Daarom blijven we hierover schrijven.
Van 6% ruimte voor wilde, inheemse planten terug naar 100% – de situatie rond 1900 – is een vermenigvuldiging van ruim 16 keer. Dat is een flinke opgave. Voor iedere tuin, berm en gemeenteperk. Graag weer veel verschillende inheemse plantensoorten. En in grote aantallen.
ir. J.J. Claushuis – september 2021